Objectief - subjectief  
Home > Thema's > Kerk zijn > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > Objectief - subjectief
Dr. Paul van Tongeren
22/11/09

                                              Objectief - subjectief

 

In zijn column (Trouw 3 november 2009) vraagt Jan Greven zich af waarom we “niet allemaal dezelfde objectieve moraal” hebben, terwijl we toch “rationele wezens” zijn en “bij ratio hoort objectiviteit“. In zijn tekst formuleert hij rondom dit probleem veel en interessante vragen, waaronder de cruciale vraag: wat ‘objectiviteit’ eigenlijk betekent, meer specifiek, wat het betekent inzake moraal. Greven noemt die vraag (“wat is ‘objectief’?”), maar neemt hem m.i. te weinig serieus. Hoewel hij erkent dat “één wetenschappelijk, moreel oordeel” niet bestaat, lijkt ook hij te denken, wat door velen wordt gedacht, namelijk dat objectiviteit en wetenschappelijkheid samenvallen. M.a.w.: het lijkt erop dat hij eigenlijk al weet (meent te weten) wat ‘objectiviteit’ betekent, en zich nog slechts verbaast dat die er t.a.v. de moraal niet is.

‘Objectiviteit’ betekent in de wetenschappen: dat wat betrekking heeft op de zaak zelf, op het object, zoals het in zichzelf is, dat wil zeggen: los van de relatie die het subject (de waarnemer) ermee heeft. De wetenschap streeft objectiviteit na door de rol van de wetenschapper als subject zoveel mogelijk uit te schakelen. In een voorbeeld: mensen kunnen over een bepaalde kwestie (bijvoorbeeld over de vraag wat het effect van sporten is op de gezondheid) allerlei meningen hebben; die meningen zijn allemaal gebaseerd op subjectieve ervaringen (ervaringen van subjecten); dat kunnen allerlei soorten ervaringen zijn: ervaringen van mensen die zelf aan sport doen, of ervaringen van mensen die mensen kennen die aan sport doen, of ervaringen van mensen die wel eens iets gelezen hebben over sport, of zelfs ervaringen van mensen die heel veel daarover hebben gelezen. Maar het blijven allemaal subjectieve interpretaties van ervaringen en van meningen die ook weer interpretaties zijn van ervaringen. De wetenschapper wil weten hoe het ‘echt’ is en gaat daarom proberen buiten die meningen om vast te stellen wat het effect van sport op de gezondheid is. Hij schakelt zoveel als mogelijk alle subjectieve interpretaties uit en gaat experimenteel vaststellen wat werkelijk het geval is. Het resultaat daarvan noemen we ‘objectieve kennis’. ‘Objectiviteit’ veronderstelt dus ‘externe toegankelijkheid’. Alleen wanneer we op een andere manier dan door onze eigen subjectieve ervaring iets kunnen vaststellen, registreren, kunnen we dit soort van objectiviteit bereiken. Het zal duidelijk zijn dat we dat nooit volledig kunnen. De wetenschapper kan zichzelf niet totaal wegwerken. Hij blijft degene die de resultaten van het onderzoek interpreteert, en ook de instrumenten die hij gebruikt voor de ‘externe toegang’ zijn bedacht en ontworpen door mensen en bepaald door hun interpretaties. Maar dat neemt niet weg dat ten aanzien van veel dingen het onderscheid tussen de subjectieve interpretatie en de externe registratie wel degelijk mogelijk is.

Maar dat dit ten aanzien van veel dingen mogelijk is, betekent niet dat het ten aanzien van alles mogelijk is of zou moeten zijn. Een voorbeeld: stel we hebben een schilderij, waarvan we de leeftijd willen vaststellen. Op basis van allerlei (onvermijdelijk subjectieve) interpretaties (van de stijl, het materiaal, de voorstelling, enzovoort) kunnen we een redelijke gissing maken, maar door middel van bepaalde metingen kunnen we een instrument de exacte leeftijd laten registreren. En soms zal dan blijken dat we ons in onze subjectieve inschatting danig vergist hebben. Hier is dus op zinvolle wijze onderscheid te maken tussen een subjectieve interpretatie en een objectieve vaststelling. Stel nu dat de vraag niet is hoe oud het schilderij is, maar wat de esthetische kwaliteit ervan is, of het mooi is of niet. In dit geval is er geen enkele proef denkbaar die op ‘objectieve’ wijze het antwoord vaststelt. We kunnen niet anders dan in een uitwisseling van interpretaties proberen een zo goed mogelijk antwoord te geven.

Betekent dit dat schoonheid ‘louter subjectief’ is? Ja en nee. Ja, in zoverre hier onmogelijk van externe toegankelijkheid sprake kan zijn. Hoe of waar zou je ooit de ‘objectieve’ esthetische kwaliteit van een schilderij kunnen vaststellen? Toch betekent dat niet zonder meer dat schoonheid louter subjectief is. Hoe kan dat?

Er is een verschil tussen de situatie waarin objectieve registratie in principe mogelijk is, maar niet gebeurt, en een situatie waarin die überhaupt niet mogelijk is. Het verschil kan worden duidelijk gemaakt met behulp van de desillusie-proef. Stel ik kom een collegezaal binnen met een grote doos, en ik vraag de studenten om de best mogelijke gissing te maken omtrent wat er wel in die doos zal zitten. Ze doen dat door aan mijn houding af te lezen of de doos zwaar is, door een verbinding te veronderstellen tussen het onderwerp van het college en de mogelijke inhoud van de doos enz. Na enig nadenken zullen ze bijv. zeggen dat ze aannemen dat er gekopieerde teksten in zitten. In dit geval kan die subjectieve interpretatie worden getest door een externe toegang te nemen tot de kwestie: door de doos open te maken en gewoon vast te stellen wat erin zit. Stel nu dat ik de doos laat open maken en wat blijkt: er zit helemaal niets in. De studenten zullen zich beetgenomen voelen. Ze hebben nagedacht en gesproken over iets wat er helemaal niet is.

In het geval van het gesprek over de esthetische kwaliteit van het schilderij is het onmogelijk om iemand op een dergelijke manier te bedriegen. Nadat het gesprek erover tot een conclusie is gekomen, kan ik niets doen dat zou maken dat de degenen die aan het gesprek deelnamen de ervaring geeft van beetgenomen te zijn, te hebben gesproken over iets dat er helemaal niet is.

Conclusie: alleen met betrekking tot zaken die in principe extern vastgesteld zouden kunnen worden, kunnen we meningen hebben die ‘louter subjectief’ zijn. Alleen wanneer een objectieve test mogelijk is, kan gezegd worden dat die ontbreekt of dat die uitwijst dat het voorwerp van onze mening helemaal niet bestaat. Of om hetzelfde voorzichtiger te zeggen: er is een cruciaal verschil tussen de ‘subjectiviteit’ van meningen over zaken die in principe ook objectief vastgesteld zouden kunnen worden, en de ‘subjectiviteit’ van zaken waarvoor dat niet geldt. Welnu: morele kwesties zijn van dezelfde orde als esthetische kwesties. Omdat daaromtrent geen ‘objectieve feitelijkheid’ kan worden vastgesteld, kunnen ze dus ook niet ‘puur subjectief’ genoemd worden.

Paul van Tongeren

Dr. Paul J.M. van Tongeren is hoogleraar wijsgerige ethiek en irecteur Centrum voor Ethiek van de Radboud Universiteit Nijmegen en buitengewoon hoogleraar ethiek van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Leuven. Bovenstaande reactie schreef hij op 7 november 2009, in debat met de in de aanhef genoemde column van Jan Greven.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol