Uw rijk kome - naar Jezus van Nazareth, geschreven door Joseph Ratzinger (3)  
Home > Thema's > Kerk zijn > Spiritualiteit > Uw rijk kome - naar Jezus van Nazareth, geschre...
Dr. Piet van Hooijdonk
1/5/09

                               Uw rijk kome

naar Jezus van Nazareth, geschreven door Joseph Ratzinger (3)

1.

In het boek van Joseph Ratzinger over Jezus wordt minder over de kerk dan over het Rijk Gods gesproken. Treedt Ratzinger daarmee in het voetspoor van kritische exegeten en theologen, die in Jezus’ optreden in Israel vóór zijn dood in zijn verkondiging de Blijde Boodschap van het Rijk Gods centraal stellen, en als hun primaire taak zien de inhoud van die Boodschap, het komen van het Rijk Gods te verhelderen en uit te diepen?

Voor het ecclesiologisch denken van katholieke theologen vind ik dit belangrijk. De katholieke kerk bevindt zich in West-Europa en Noord-Amerika in een kritische fase, omdat velen de katholieke kerk als instituut - zoals het heet - de rug toe keren. Door haar optreden in een moderne samenleving roept de leiding van de katholieke kerk kritiek over zich af en deze paus niet het minst. Zijn denken over het Rijk Gods in deze studie vind ik een gunstig tegenwicht. Hij schrijft daarover zeer inspirerende en treffende gedachten. Daarmee kan ik het optreden van de katholieke kerk en zijn functionarissen relativeren. Het gaat om de boodschap van Jezus van Nazareth, de Gekruisigde en de Verrezene. Voor gelovigen zijn dat duidelijke tekenen. Die tekenen stijgen boven de kerk uit en relativeren het kerkelijk fenomeen. De kerk moet zich in onze veranderende cultuur onder mensen van deze tijd verstaanbaar en waar maken. In deze functie staat de rooms-katholieke kerk niet alleen. En dan moet ik zeggen: er zijn veel christelijke kerken die het in meerdere opzichten beter doen dan de rooms-katholieke Kerk. Maar ook hier geldt: de levende Christus, het Rijk Gods relativeert deze bewegingen.

2.

Als praktisch theoloog bekijk ik het denken van Ratzinger over het Rijk Gods onder een bepaalde invalshoek, namelijk zijn hermeneutische inslag. Ratzinger is zich bewust dat een theoloog in deze tijd zich niet los kan maken van de context waarin het geloven en de gelovige reflectie zich ontwikkelen.

Allereerst plaatst Ratzinger het optreden van Jezus en de schriftelijke weerslag ervan in de evangeliën en brieven in de historische context van het Israel waarvan Jezus geloofsgenoot en burger was. De ideologische context noemt hij Oude Testament en de politieke context is het Romeinse rijk, waarvan Israel een provincie is. In deze context verkondigt Jezus het Rijk Gods; dit Rijk Gods krijgt gestalte in de geschiedenis van Israel en stijgt er tegelijk bovenuit.

3.

Het evangelie van het Rijk Gods

Aan de hand van de Synoptische Evangeliën laat Ratzinger zien, dat het eerste optreden van Jezus in het heidense Galilea gekenmerkt wordt door zijn verkondiging van het evangelie van het Rijk Gods. Beide termen hebben hun lading: evangelie en Rijk Gods.

De term ‘evangelie’ moeten wij ontdoen van onze religieuze, bijbelse en kerkelijke invulling. Het is een term ontleend aan de Romeinse machthebber. De Romeinse machthebber brengt vrede in zijn Rijk: de Pax Romana. Dat is zijn boodschap, zijn evangelie. De evangelist zal zijn evangelie Gods evangelie noemen; niet de keizer, maar God redt de wereld.

In het boek van Ratzinger wordt Jezus’ optreden in Galilea ons getekend als een optreden dat mensen in vervoering brengt: zij reizen dagen achtereen, en dagenlang verblijven zij in zijn buurt. Wat is het geheim in die aantrekkingskracht? Het is het geheim van zijn spreken, zijn woord. Daarvan zal Jezus zeggen: Het is Gods Woord; maar niet als het woord van een ander. Jezus spreekt met gezag. Hij zal zeggen: Dit gezag ontleen ik aan mijn Vader. Mijn Vader en ik zijn één. Jezus brengt mensen in vervoering. Jezus zal zeggen, dat zijn geest onder de mensen komt.

De tweede term: ‘het Rijk Gods’. Ratzinger legt uit: “Jezus vat zijn boodschap samen: met mij is het Rijk Gods onder jullie gekomen. Zelf zal hij zeggen: Ik ben het Rijk Gods, zoals hij ook zegt: ik ben het brood, ik ben de wijnstok, ik ben het leven.

Toen ik dit alles las, dacht ik: mensen lopen niet warm voor een systeem, een instituut, maar voor een persoon. Jezus heeft geen mensen aangetrokken omdat hij voor een nieuw systeem stond. Als Jezus verkondigt “God is nabij”, proeven mensen dat in Jezus God nabij is. Daarom is Ratzingers eerste vraag niet naar de verhouding van het Rijk Gods met de kerk. Zelfs zal Ratzinger zeggen: “in de grond draait het niet om de kerk, maar om Jezus zelf. Hoe het Rijk Gods en Jezus zich tot elkaar verhouden, daarvan hangt af hoe wij Jezus moeten verstaan”.

4.

Ratzinger laat Jezus afstand nemen van de “Volk Gods”- gedachte zoals deze in het Joodse volk gestalte heeft gekregen met het beroep op de afstamming van Abraham en met het beroep op het Verbond dat God met Mozes gesloten heeft. Jezus verzamelt rondom zich een nieuwe gemeenschap die door nieuwe banden met elkaar verbonden zijn. In Jezus zelf en in zijn volgelingen, samen met hem, krijgt de nieuwe gemeenschap gestalte in zijn optreden tot op het kruis. “Met mij is het Rijk Gods gekomen. Niet in macht maar in liefde”. In Jezus en zijn volgelingen treedt het Rijk Gods nieuw de geschiedenis in. Het Rijk Gods begint onooglijk, wordt vergeleken met een mosterdzaadje, is verborgen als een schat in de akker. Het kruis van Jezus wordt een herkenningsteken.

Ratzinger laat Jezus aan deze nieuwe gemeenschap ook een nieuwe tora geven in de bergrede. Zoals eens Mozes ging nu Jezus de berg op samen met drie leerlingen. God openbaarde zich, maar niet als een tremendum, maar in nabijheid. De bergrede wordt de nieuwe tora, de tora van de Messias. Deze betekende geen breuk met de oude tora. De grondgedachte van de oude tora werd voortgezet. De nieuwe tora wordt gepresenteerd als een vervulling van de oude. Als we langer luisteren, zegt Ratzinger, valt op dat Jezus een tegenstelling schept tussen de tora van Mozes en de tora van de Messias:“Tot de ouden is gezegd … maar ik zeg jullie….” (Mt. 5, 21 e.v.) Geen breuk. Maar toch…. Jezus matigt zich een gezag aan, dat haaks staat op het gezag van de joodse schriftgeleerden (pg. 113).

Ik moet zeggen dat ik mij niet gemakkelijk voel bij de beelden van de oude en de nieuwe tora. Ratzinger laat de joodse bijbelgeleerde J. Neusner meelezen, maar ik weet te weinig van deze materie om mijn impressies erop te kunnen baseren. Door meerdere uitspraken wekt Ratzinger de indruk dat hij de geschiedenis van het oude joodse volk als een voorbereiding ziet van het christenvolk. Belangrijk lijkt mij echter dat Ratzinger in zijn studie het onderzoek naar de verhouding tussen het Rijk Gods en Jezus voorop stelt en niet de verhouding tussen het Rijk Gods en de kerk.

5.

Ratzinger helpt ons door in de geschiedenis van het Rijk Gods-idee drie dimensies te onderscheiden: 1. een christologische; 2. een mystieke; en 3. een ecclesiologische. Daaruit blijkt dat wij naar zijn idee bij ‘de menswording van het Rijk Gods’ niet alleen of zelfs niet in de eerste plaats aan de kerk hoeven te denken.

In de christologische dimensie is het Rijk Gods een persoon: Jezus zelf is het Rijk Gods, in hem is God zelf bij de mensen. Wij hebben er in het voorgaande over gesproken.

De mystiek lokaliseert het Rijk Gods in het menselijk innerlijk. Deze dimensie is opmerkelijk. Want dit denken is aanwezig in de tijd dat kerk en staat een twee-eenheid vormden en het Rijk Gods wereldrijkallures kreeg. Juist toen kreeg het Rijk Gods de invoelbare proporties van het menselijk hart.

De mystieke dimensie van de Rijk Gods-gedachte verraste mij ook. In mijn theologische vorming was de mystieke theologie een buitenbeentje. Voor zover die bestond, viel die onder spiritualiteit. De studie van Kees Waaijman over Spiritualiteit maakt duidelijk dat tegenover de rationele scholastieke theologie de menswetenschappen in de afgelopen eeuwen ervoor gezorgd hebben, dat ervaring - en daarmee ook mystieke ervaringen - binnen de disciplinaire theologiebeoefening is komen te liggen. De Rijk Gods-gedachte is hier niet de beleving van een weerslag van een wereldwijd fenomeen, maar vindt zijn voedingsbodem in het innerlijk van de mens.

Ratzinger ziet deze dimensie echter al bij de Vaders van het christendom aanwezig. Origenes zegt in zijn werk over het gebed:“Wie bidt om het komen van het Rijk Gods, bidt onbetwijfelbaar om het Rijk Gods dat hij binnen in zichzelf draagt, hij bidt dat dit Rijk vruchten draagt en tot ontplooiing komt. Want in ieder heilig mens heerst God (= Gods heerschappij, Gods Rijk). (….) Als wij dus willen, dat God in ons heerst (dat zijn Rijk in ons is) dan mag de zonde in ons sterfelijk lichaam helemaal niet heersen”.

De grondgedachte is duidelijk: het Rijk Gods is niet ergens op een landkaart te vinden. Het is geen wereldlijk soort rijk, het ligt in het innerlijk van de mens.  Daarbinnen groeit het en vandaar uit heeft het zijn werking.

Aan de ecclesiologische dimensie van de Rijk Gods-gedachte wil ik wat ruimer aandacht besteden. Ratzinger zegt hier zelf van:“ - voor zover ik kan zien - heeft een ecclesiologische duiding van het Rijk Gods-begrip in de katholieke theologie van de moderne tijd steeds meer de overhand gekregen. …In de theologie van de 19e en begin 20e eeuw spraken katholieken graag over de kerk als het Rijk Gods op aarde. De kerk werd gezien als de realisering van het Rijk Gods binnen de geschiedenis”. Ratzinger ziet onder protestantse theologen in de moderne tijd een andere ontwikkeling. Hij wijt dit aan de Verlichting en aan een omwenteling in de exegese. Deze heeft geleid tot een nieuw inzicht in Jezus’ boodschap over het Rijk Gods: Niet langer is de kerk in het geding, maar de individuele gelovige of een collectief van gelovigen. Niet langer een cultisch priesterschap, maar een nieuwe levensleer, een nieuwe moraal. Voor de protestantse theologen blijkt het Rijk Gods een de kerken overstijgend begrip te zijn, dat beter het hart van de gelovigen treft.

Ook in de kritische exegese ziet men Jezus afstand nemen van het collectieve volksdenken, om zich te richten tot de oorspronkelijke inzichten en instellingen van het individu. Jezus trof de ziel van de mens. Door zich te richten op de persoon van de mens hadden de protestantse kerken de boodschap van Jezus weer naar zijn oorspronkelijke zuiverheid gebracht, zo heet het.

De neerslag hiervan vind ik in de reformatorische literatuur over kerkopbouw sinds het midden van de vorige eeuw. Als doelstelling van kerk- of gemeenteopbouw wordt geformuleerd: het komen van het Rijk Gods. Dit is een theologische formulering. Het doel is niet: gestalte geven aan de kerk, maar voorwaarden scheppen voor het komen van het Rijk Gods. God is de initiatiefnemer voor dat komen. De kerk schept condities; de kerk is intermediair.

In het boek van Ratzinger over Jezus vind ik een verklaring van de reformatorische keuze. Ik lees hierin dat in het protestantse denken over het Rijk Gods, gelovig en theologisch, de aandacht verschuift van de kerk met al zijn menselijke hebbelijkheden en onhebbelijkheden naar de Goddelijke Wolk die over de aarde zweeft; naar het komen en al reeds aanwezig zijn van het Rijk Gods.

Als ik als katholiek naar mijn eigen ‘Inleiding in het kerkelijk opbouwwerk’ van 1985 kijk, pag. 51, lees ik meerdere doelstellingen van kerkelijk opbouwwerk: de organisatie van de plaatselijke kerk, het komen tot gewenste veranderingen, het vervullen van de zending, afgestemd op de mensen. Toen ik samen met anderen het kerkelijk opbouwwerk in Nederland op gang bracht, stond ons allereerst een sterk door de sociale organisatieontwikkelingwetenschappen geïnspireerd model voor ogen. De formulering van doelstellingen was allereerst gericht op een agogisch proces, waarbij de deelname van gelovigen een belangrijke rol speelde en de doelstellingen geformuleerd werden in zichtbare en haalbare resultaten.

Stonden katholieke opbouwwerkers ver van de theologie? Met de sociale wetenschappen gingen wij om als theologen. Wij waren ons ervan bewust dat:“Bij het vervullen van de zending de plaatselijke gemeente haar oorsprong niet in zichzelf  vindt. Zij heeft een goddelijke oorsprong”. Wij beseften: de toekomst van deze gemeente komt op ons af. Ons werken aan die toekomst is tegelijk het werken aan de aankondiging van het Rijk Gods. Het moet niet verwonderen dat de systematisch theoloog Ratzinger in zijn boek over Jezus hier veel uitvoeriger op ingaat. Als praktisch theologen waren wij echter beducht, dat de theologische uitwerking geen voeling zou houden met de praktijk, in algemeenheden zou blijven steken. Deze kritische instelling houdt mij nu nog bezig bij het lezen van de studie van Ratzinger over Jezus.

6.

Voor kerk- en gemeenteopbouw vind ik het reformatorisch denken over het Rijk Gods een wenkend perspectief. Dit helpt mij het huidig functioneren van de rooms-katholieke kerk en haar functionarissen te relativeren. Ik meende in het denken van Ratzinger over de evangeliën als evangeliën van het Rijk Gods een uitgangspunt te vinden, maar in zijn uitwerking werd ik teleurgesteld. Het Rijk Gods realiseert zich ook in de huidige tijd, breder dan de kerken, ook in de wereld die afstand neemt van de kerken, onder mensen die zeggen niet meer in God te geloven. Ratzinger, maakt zich er in een kort excurs wat gemakkelijk van af als hij zegt:“de algemene opvatting tegenwoordig is, dat ieder zijn eigen godsdienst of misschien ook zijn atheïsme moet blijven volgen”.

Het komt mij voor dat Ratzinger aan de mystieke dimensie de voorkeur geeft. Naarmate de relatie met God dieper in ons gegrift is zullen we beter bidden, worden we meer mens die vrede in zich draagt, kunnen we meer verdriet uithouden, en kunnen we meer anderen begrijpen en ons voor hen openstellen.

Uw Rijk kome. Het primaat is aan God. Ratzinger voegt er aan toe:“Waar Hij niet is, kan niets goed zijn. Daarom klinken Jezus’ woorden: zoek eerst het Rijk Gods”. De waarheid en waarde van deze gedachte kunnen door gelovige mensen niet betwijfeld worden. Maar kritisch zoek je naar handen en voeten om dit denken in onze wereld ingang te doen vinden.

Piet van Hooijdonk

De vorige twee afleveringen van de bespreking van het boek van Joseph Ratzinger, Bendictus XVI, verschenen op deze site op 11 februari 2008 en 3 juli 2008.

Reacties

Het is wel merkwaardig dat de heer Van Hooydonck aan het begin van zijn artikel stelt dat de katholieke Kerk in het Westen in een crisis verkeert. Alsof de niet-katholieke christelijke genootschappen, ja zelfs de niet-christelijke godsdiensten, niet in een zulke crisis verkeerden. De heer Van Hooydonck schijnt de crisis van de r.-k. Kerk te wijten aan haar concrete institutionele trekken. Merkwaardig: andere christelijke genootschappen lijden evenzeer onder de crisis, ofschoon ze institutioneel er heel anders uitzien dan de r.-k. Kerk. Er zijn m.i. twee mogelijkheden, meneer Van Hooydonck: ofwel U ziet de feiten niet, ofwel U bent oneerlijk. Welke mogelijkheid prefereert U?
Joop Uitschot - Rozendaal



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol