Kerk moet slachtoffer en dader bijeenbrengen  
Home > Thema's > Cultuur > Menselijke seksualiteit > Kerk moet slachtoffer en dader bijeenbrengen
Dr. André Lascaris
23/4/10

 

       

Kerk moet slachtoffer en dader bijeenbrengen

Moeten priesters, broeders en zusters die kinderen misbruikt hebben, voor de rechter verschijnen om daar hun straf te krijgen? De aan­drift om hard ‘ja’ te roepen op deze vraag is bijna niet te bedwingen. Ons gevoel voor recht en gerechtigheid drijft ons daartoe. Had de kerkelijke leiding deze mensen niet moeten aangeven bij de burgerlijke recht­spraak? Maar is dit de enige manier om recht te doen?

Een proces voor de rechtbank maakt de zaak publiek. Dat is ook voor het slachtoffer — een kind, misschien nu volwassen — een enor­me belasting. Bovendien was het slachtoffer tot voor kort voor de rechtbank alleen interessant als getuige. Pas sinds een paar jaar mag het spreken als slachtoffer. Het strafrecht is allereerst gericht op het in stand houden van de ‘rechtsstaat’. We schijnen vergeten te zijn dat eeuwenlang mensen hun conflicten onderling oplosten en bij misdrijven elkaar recht deden. De families van dader en slachtoffer kwamen bij elkaar en troffen een regeling. Bij die regeling hoorde een schadevergoe­ding voor het slachtoffer.

Sinds een jaar of twintig probeert men dit ‘herstelrecht’ weer nieuw leven in te blazen. In een ‘conferentie’ worden dader en slachtoffer met hun familie en andere betrokkenen bijeengebracht. Er vindt een uitwisseling plaats en vervolgens moet de groep rond de dader een straf voorstellen die de groep rond het slachtoffer aanvaardbaar vindt. De sancties doen over het algemeen niet onder voor die van het strafrecht. Is het slachtoffer nog een kind, dan wordt het absoluut serieus genomen. Ik zou er de voorkeur aan geven om ook in het geval van misbruik van kinderen door geestelijken, een vorm te vinden van herstelrecht.

Voor zover de daders niet meer in leven zijn, kunnen de kerkelijke leiders en hun vertegenwoordigers hen vertegenwoordigen en verant­woording afleggen van het door hen en hun voorgangers gevoerde beleid. Het gaat er niet om zaken binnens­kamers te houden maar om meer rekening te houden met de belangen van de slachtoffers, en noch slacht­offer, noch dader te stigmatiseren. De kerkelijke leiding heeft van de­ze mogelijkheid geen gebruik gemaakt Ze heeft niet geprobeerd om dader en slachtoffer bijeen te brengen.

Waarom had men geen oog voor de slachtoffers (evenmin als de staat)? Ik laat me graag beleren in dezen, maar ik heb de indruk dat niemand veertig, vijftig jaar geleden besefte dat de schade die dit misbruik aan de slachtoffers toebracht, zo groot en ingrijpend was. Het is schokkend, maar er is tegenwoordig meer oog voor de slachtoffers dan vroeger. Meende men christelijk en evangelisch te handelen door barmhartig te zijn voor de dader? Misschien had de ‘barmhartigheid’ ten opzichte van de dader eerder te maken met het verlangen om elkaar de hand boven het hoofd te houden. Dit was dan een uitvloeisel van de verplichting tot het celibaat, waardoor er een soort lotsverbondenheid ontstond, een eigen klerikale sfeer, die zichzelf in stand wilde houden.

In hoeverre speelde de wens van de kerkelijke leiding een rol om elk publiekelijk schandaal te vermijden? De systematische verering voor priesters en kloosterlingen in preken om ‘roepingen’ te trekken was immers niet gebaat bij een publiek schandaal. Hoe zijn de slachtoffers omgegaan met wat hen overkomen is?

Dit zijn vragen die nu beantwoord moeten worden, en waarschijnlijk komen er vele vragen bij. De beantwoording moet niet blijven steken in verontschuldigingen, maar moet tot uiting komen in concrete daden. Hel klerikale ‘gedoe’, de klerikale ‘cultuur’ moet verdwijnen. De verhouding tussen leiders en hen die zij leiden, dient radicaal te veranderen. Hier wreekt zich het kerkelijk beleid om het centrale gezag steeds meer te versterken.

Waarom hoor je het Vaticaan zich nooit verzetten tegen de bewering dat de paus onfeilbaar zou zijn? Waarom verzet het zich niet tegen het misverstand dat onfeilbaarheid te maken zou hebben met ethisch en bestuurlijk handelen? Want hoogstens bepaalde uitspraken zijn onfeilbaar, trefzeker. En wat dit dan nu betekent, is niet zo duidelijk. De pauselijke titel ‘plaatsbekleder van Christus’, die de pausen in de Middel­eeuwen hebben overgenomen van de Byzantijnse keizers, moet worden afgeschaft.

Hervorming is nodig. Het aftreden van de huidige paus Benedictus zou een teken zijn, een moedige daad die daarvoor de nodige ruimte zou scheppen.

André Lascaris

Dr. André Lascaris, dominicaan, heeft bovenstaande tekst als podiumbijdrage geschreven voor Trouw van 2 april 2010.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Menselijke seksualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol