Verlaten teksten  
Home > Thema's > Cultuur > Verlichtingsdenken > Verlaten teksten
Dr. Harry Kuitert
23/4/10

Verlaten teksten

Teksten zijn van taal, en taal is een moederschoot, je wordt erin geboren. In de krant lezen we dat rekenen en taal weer de belangrijkste vakken in het basisonderwijs moeten worden. Vreemd, want rekenen kunnen kinderen inderdaad nog niet, maar taal spreken ze al voordat er een meester of een juf aan te pas is gekomen. Taal is hun wereld zoals hun die vertrouwd is, niet een jas, niet een huid, maar zoals water de wereld is voor een vis.

Taal is altijd een samen: ze veronderstelt een ’wij’, en creëert een ‘wij’; dat is met taal meegegeven. Taal dus als spraak, niet als systeem maar als gesproken taal. Zonder anderen is er geen taal. En omgekeerd: wil je zonder anderen, dan schaf je het spreken af. Dat deden de heremieten in de eerste eeuwen van het christendom, en sommige kloosterordes doen dat nog.

Taalverlaters waren het. Waarom kozen ze daarvoor? Omdat in de taal die we geleerd hebben te spreken de wereld meekomt; taal is de wereld zoals zij wordt ervaren en uitgelegd. Die wereld – en een andere wereld dan een geïnterpreteerde kennen we niet – hebben we niet gekozen, we zijn erin geboren. Willen we haar niet (te zondig, te snel, te vergankelijk) dan dus ook de taal niet. De heremieten begrepen dat: je ontdoen van de wereld is je ontdoen van de taal.

Historisch verschijnsel

Nog een aantekening vooraf: taal is een historisch verschijnsel, zoals trouwens alle verschijnselen. We spreken niet alleen in de taal van een bepaalde cultuur, zeg: die van ons eigen land, maar ook in de taal van een bepaalde tijd. Die wereld die in taal ligt opgesloten verandert van signatuur, is aan de sprongen van de tijd onderhevig. Bij sprongen denk ik aan de elektrische klok op de NS-stations, waarvan de kleine wijzer, als je goed kijkt, telkens met een klein sprongetje vooruitgaat; ze sleept de grote wijzer mee. Bijna onzichtbaar, ongemerkt, maar toch.

Die wereld dus, van taal, die gedeelde wereld, schuift mee met de tijd en verandert. Wat ons, mensen van de huidige generatie, bekend voorkomt, hield mijn opa voor onmogelijk, kwam zelfs niet bij hem op: mensen die op de maan landen. Maar zijn opa begreep weer niet hoe er mensen konden zijn die zich op twee wieltjes konden voortbewegen. En ga zo maar door.

De infrastructuur verandert, en daarmee de taal. Nieuwe woorden zijn nodig voor nieuwe dingen, maar toch is dat het punt niet. Veel verbazender is dat taal verandert doordat bestaande woorden andere betekenissen krijgen, en op die manier weer mee kunnen. Dat de taal is veranderd, betekent dus dat de wereld is veranderd.

Wat nu, als je juist wilt vasthouden aan de taal die is overgeleverd? Dus aan jouw wereld? Dat gebeurt in een situatie waarin je merkt dat je wereld gaat schuiven, zoals de deklast van een schip dat kan doen, en je wilt niet dat het schip (lees: jouw wereld) vergaat. Het brengt mij op het thema teksten.

Taal gaat de tekst in, lees tekst eens als text (met een x), en je ziet dat tekst een weefsel is, een weefsel van taal. Waar is het goed voor om bestaande, gesproken taal in een weefsel onder te brengen? Om haar te bewaren. En waar is bewaren voor nodig? Omdat de taal die je bewaart een schat bewaart, een schat die bestaat in een wereldbeeld, dat je tot aan vandaag de weg heeft laten vinden in het leven. Dat beeld, die ’kijk’, die uitleg, moet bewaard blijven, om hem te kunnen overhevelen van de ene naar de andere generatie. Daarom tekst. Het opslaan in teksten is niet nodig in het gewone menselijke verkeer, al doen we het daar ook. Denk aan brieven of, om het modern te houden, aan e-mails. Maar dat is als het ware particulier initiatief, het heeft niet de noodzaak in zich die mensen voelen als ze de sprake van gister willen bewaren voor morgen.

Taal en religie

Dat laatste willen de reëel bestaande religies. Neem als voorbeeld ervan – en voor het gemak – de christelijke. Zij leeft van teksten. Niet alleen van teksten, er zijn rituelen, oekazes en wat niet al, waarvan een religie zich bedient om zich te prononceren. Maar toch, alles wat ik zojuist noemde heeft ten slotte zijn neerslag gevonden in teksten. Tot op de dag van vandaag. Een mooi voorbeeld stond een paar jaar geleden nog in de krant: een oecumenisch congres van gereformeerden en luthersen zou bijeenkomen ter bespreking van de Lima-teksten (over de viering van avondmaal en eucharistie). Oecumene in de vorm van praten over teksten.

Teksten dienen de continuïteit van een gemeenschap die deze taal spreekt, de religieuze gemeenschap, in casu de christelijke kerk. Zij kan niet zonder, wil ze voortbestaan, want in haar teksten levert ze haar interpretatie van de wereld. En die verandert niet, want die komt van God. In mijn jeugd zongen we een ritmisch liedje, een zo genaamde spiritual, dat over the old time religion ging. Ze was goed voor mijn oude vader, goed voor mijn oude moeder en dus ook good enough for me.

Waar mijn opa wat aan had, daar zal ik ook wat aan hebben. Eeuwen en eeuwen is christelijke taal om deze reden opgeslagen in teksten: belijdenissen, geloofsovertuigingen, officiële en officieuze, van een particulier of van het instituut der kerk afkomstig, maar hoe dan ook: bewaard ter wille van de propagatio fidei, de verbreiding en handhaving van het geloof, waarbij je onder geloof dan moet verstaan: de christelijke uitleg van de wereld. De teksten hadden bewoners, kun je zeggen, zij het dat dat een onnauwkeurige uitdrukking is. Ze werden wel bewoond, die teksten, maar bewoond door betekenissen. En betekenissen zijn afkomstig van mensen die er een betekenis in leggen. Betekenis is sense, mensen brengen iets onder woorden to make sense of it. In den beginne was het woord, het was nodig om een wereld die woest en ledig was, en van zichzelf geen betekenis meebrengt, betekenis te verlenen. En wie spraken dat woord? Mensen. Het woord is en blijft het echte wonder, de mensen scheppen er een wereld mee.

Terug naar teksten als neerslag van taal. Als tekst kun je taal vasthouden, vastleggen, ontheffen aan de tand des tijds die haar weliswaar niet klein krijgt maar er wel aan verandert. Als tekst blijft de taal van vorige generaties bestaan, ze blijft onder handbereik. Als tekst kan het verleden worden overgeschreven, gedrukt, gelezen, verspreid. Dat geldt ook, en vooral, voor religieuze teksten. Omdat ze van taal zijn, blijven ze dragers van betekenissen die gedeeld worden door anderen, ze blijven een ’samen’ veronderstellen. Dat samen is, als het om religieuze gemeenschappen gaat, kleiner van omvang dan het grote taalveld dat hen omringt, maar aan het samen van dat ’wij’ doet dat niets af.

Wat maakt religieuze teksten bijzonder? Niet het ’wij’ dat ermee gegeven is, maar de ’kijk’ (zoals ik het noemde) die gedeeld wordt door dat wij. Alle taal bestaat uit kijk (zolang we althans geen wiskundige formules gebruiken), de taal en dus de teksten van reëel bestaande religies doen dat in sterkere mate, ze doen het zelfs opzettelijk. Het wij, het nieuwe wij, kun je van de christelijke kerk zelfs zeggen (want zo presenteerde ze zich ooit aan de cultuur) bestaat juist uit het delen van een eigen kijk.

Taal en kerk

Met de teksten van de christelijke kerk zijn de mensen in Europa generaties lang opgevoed: de wereld ziet eruit zoals de tekst het zegt. God de Vader is onze schepper, God de Zoon verlost het mensdom van de vloek die het over zichzelf heeft afgeroepen, en God de Geest prepareert het voor de entree in de eeuwige heerlijkheid. Met alle obstakels die daar tussen zitten: vagevuur, voorgeborchte, hel – ik noem ze expliciet omdat ze, duidelijker dan een betoog, laten zien hoe reëel de geloofsvoorstellingen van de kerk als voorstellingen met een werkelijkheidskarakter werden opgevat. Alles wat de kerk zei was echt. Dat mag ons vandaag verbazen, het is minder vreemd dan het lijkt, want wat was er anders dan taal om je kijk op wereld en werkelijkheid weer te geven? Als in de kerk wordt gebeden of de engelen je naar de hemel mogen dragen (angeli deducant te in coelum) dan haalt toch geen mens het in zijn hoofd om te denken dat er geen engelen bestaan en geen hemel?

Ik maak nu gebruik van de rooms-katholieke variant van de werkelijkheid, maar dat alles geldt precies zo voor de protestantse leer: ook zij vertelde mensen hoe de wereld in elkaar steekt, wat je moet doen om haar niet naar de verdommenis te helpen (en jezelf erbij), en waarop je mag hopen als eenmaal je laatste uur heeft geslagen. Wat er ook verschilde, de kerkleer was voor de protestanten net als voor de katholieken een tekst die de wereld etaleert zoals God haar heeft geschapen.

Wat je vasthoudt in teksten is taal van vorige generaties. Dat heeft ingebouwde consequenties: teksten kunnen lege hulzen worden: de betekenis die ze hadden is verbruikt, is eruit weggelekt. Ze zijn nog dezelfde als voorheen, maar vinden geen weerklank meer bij de mensen die nu leven: ze resoneren niet meer, daarom noem ik ze verlaten teksten.

Kerkleer

Tot de verlaten teksten behoort de kerkleer, integraal een verlaten tekst. Zonder ophef of vertier heeft die verlating plaatsgehad, en is de leer van wat bepalend was voor het leven van alledag afgezakt naar wat er niet meer toe doet. Een onmerkbaar proces, maar wel traceerbaar: aan kerkverlating is tekstverlating voorafgegaan. Kleine correctie: niet alle gelovigen hebben de religieuze teksten begraven, er zijn er genoeg die het wereldbeeld van de christelijke kerk getrouw blijven volgen. Anderen kunnen geen afstand doen van het ’wij’ dat ermee gegeven is, ze zouden zich verlaten voelen als ze buiten de kerk en haar taal stapten. En zo zijn er nog wel meer redenen te bedenken waarom mensen kerk en leer niet loslaten.

Nog een correctie: niet alles komt even gemakkelijk terecht bij wat er niet toe doet. Denk aan de hemel en het hiernamaals, teksten die tot de dag van vandaag hoge ogen gooien. De fantasie heeft hier vrij spel, want alles wat over de dood en de doden wordt gezegd stamt van de levenden, en die komen niet verder dan de zerk. Zo gaat het trouwens ook met God. De autoriteit en de behoefte aan grond- en grenservaringen geven aan God een blijvende plaats – zij het niet meer collectief en verplicht. Je mag vandaag, net als bij de zorgverzekering, zelf je pakket God samenstellen. Alles wat wij over Boven zeggen komt van beneden, dat weten de mensen allang.

Na deze correcties dan toch de vraag hoe dit kon gebeuren. Wat heeft mensen zo hartgrondig vervreemd van de kerk? Niets. Ogenschijnlijk niets, en daarmee zeg je alles. Ik ben geboren in een tijd dat de meeste jongeren het geloof in God hadden verloren, om dezelfde reden als de ouderen het hadden gehad – zonder te weten waarom.

Welsprekender kun je niet laten zien dat de kerkleer een verlaten tekst is geworden. De tijd van de Verlichting wordt gewoonlijk aangewezen als de broedplaats van alle ondermijning. Daar ligt inderdaad een belangrijke factor, maar die tijd zou er niet geweest zijn als er geen mensen waren geweest die bedachten dat ze hun verstand niet alleen konden gebruiken als stut voor het systeem, maar ook als kritische instantie. Wat de Verlichting vaststelde was dat de teksten van de kerkleer in de lucht hingen: er beantwoordde geen realiteit aan hel, hemel, voorgeborchte, er was geen Adam en geen Eva, en dus geen zondeval.

Zo voltrok zich – tamelijk paradoxaal – een afkeer van de christelijke teksten omdat ze méér wilden zijn dan teksten: ze waren gepromoveerd tot dragers van informatie, over mens en wereld, en die manoeuvre werd een kwaad dat zichzelf straft.

De mensen komen datgene wat de christelijke kerk zegt over mens en wereld niet tegen in de realiteit van het dagelijks bestaan, en omgekeerd: wat ze in het dagelijks leven tegenkomen, vinden ze niet terug in wat voor de kerk als realiteit geldt. Zo gaan die twee dus uit elkaar, de mensen en de kerk, en de kerkleer blijft achter als een verlaten weduwe. Eens was heel Europa christelijk, sprak het de taal van de kerk, beleefde de wereld op z’n kerks. Nu is heel Europa vervreemd van de kerk. Maar de besten blijven, zei kardinaal Simonis ooit. Zou het?

Moet de kerk dan toegeven aan de tijdgeest? De vraag is bekend, ze vraagt om gelijk, maar verraadt waar de cruciale ontsporing gezocht moet worden: de christelijke kerk ziet zichzelf als een van Boven gedropt, aan de tijd ontheven instituut. Dat is ze niet, de kerk is een historisch verschijnsel, en ook haar leer is een uitleg van mens en wereld die door de tijd is bepaald en aan de tijd gebonden. De kerk is cultuur zoals alle godsdiensten cultuur zijn, inclusief God, bedacht door verre voorouders to make sense of it.

Bij wijze van conclusie

Wat dan wel? Wordt de kerkleer ooit weer bewoond? Indien al, dan toch nooit meer zoals vroeger. De Belgische televisie zond in januari 1999 een eucharistieviering uit waarin de dienstdoende pastoor (de dienst was voor Kerst opgenomen) de woorden sprak: „Wij danken U voor het komende jubileum van de komst van Uw Zoon 2000 jaar geleden.”

Klassieke waarheid, mooie tekst, maar het is geen uitleg van ons bestaan, het is een herhaling van een vroegere uitleg. In plaats van zelf aan de slag te gaan doet de pastoor een greep in het museum, en dat werkt niet. Proefondervindelijk bewezen. Waarom het niet werkt? Omdat uit het vasthouden aan verplichte teksten met verplichte uitleg minachting spreekt voor de mens als betekenisverlener – voor de mens als het enige wezen dat in taal aan zichzelf uitlegt wie hij is en in wat voor wereld hij leeft. Van de christelijke kerk mag hij dat niet zelf doen: onder woorden brengen. Dat noem ik gebrek aan respect voor de mens, gebrek aan respect voor zijn grootheid als betekenisverlener. Het is ingegeven door wantrouwen: de kerk vertrouwt het onder woorden brengen niet aan anderen toe, zij schrijft de woorden voor waarmee dat mag. En zoals het pleegt te gaan in de kerk: wat mag moet.

De kerk vergist zich, mensen zijn allang zelf bezig. Onze Europese cultuur is een vrucht van een eindeloos proces van verandering en aanpassing, aan de wieg ervan stond (mede) de christelijke kerk met haar kijk. Er zit heel veel van de christelijke tekst in Europa, dus wat wil de kerk dan met haar dwangmatig vasthouden aan maar één mogelijke uitleg van het mens-zijn?

De christelijke kerk kan beter ophouden met het vechten voor oude teksten, ze moet onze cultuur toejuichen, verder helpen, aanmoedigen er wat van te maken. Dichters doen voor hoe dat kan met teksten: ze dwingen ons niet te geloven in bovennatuurlijke gebeurtenissen, maar ze prikkelen onze verbeelding. Ze brengen onder woorden in plaats van op formule, en helpen ons op die manier aan nieuwe ogen en een nieuwe kijk. Ook dogma’s zijn formules. Misschien krijgen ze ooit nog een kans als ze in dienst komen van de verbeelding.

Harry Kuitert

Dr. Harry M. Kuitert is theoloog en schrijver,emeritus hoogleraar theologie en ethiek van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Bovenstaande tekst verscheen in Letter & Geest van Trouw, 20 februari 2010.

Zijn laatst verschenen boek is getiteld: Dat moet ik van mijn geloof. Godsdienst als troublemaker in het publieke domein. (Ten Have, Kampen. ISBN 9789025959418, €17,95).


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Verlichtingsdenken" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol