Hij vond me harteloos  
Home > Thema's > Tussen begin en einde > Euthanasie > Hij vond me harteloos
Dr. Hans Achterhuis
24/8/13

Hij vond me harteloos

Je wordt slimmer als je mensen ontmoet die het niet met je eens zijn. Daarom voerde Denker des Vaderlands Hans Achterhuis een reeks debatten met 'Tegendenkers'. In de jaren negentig ruzieden hij en filosoof Ton Vink op hoge toon – in geschrift en op podia – over euthanasie. In januari 2013 verscheen van Ton Vink het boek 'Zelfeuthanasie. Een zelfbezorgde goede dood onder eigen regie', over ethische en juridische aspecten van (hulp bij) een zorgvuldige zelfdoding. Jaren na hun botsingen gingen de filosofen opnieuw in debat. Hoe kijken ze nu tegen het vraagstuk aan?.

Als ik één onderwerp zou moeten uitkiezen om te demonstreren dat tegendenken en tegenspreken maatschappelijk veel opleveren, dan noemde ik het vraagstuk van de euthanasie.

Achttien jaar geleden schreef ik samen met anderen de bundel 'Als de dood voor het leven'. In de toenmalige euthanasiediscussie nam ik met mijn bijdrage 'De maakbare dood' stelling tegen Boudewijn Chabot. Deze psychiater had een patiënte die medisch niets mankeerde maar niet verder wilde leven, professioneel 'geholpen' om haar leven te beëindigen.

Progressief Nederland zag deze daad toen als een moedige stap voorwaarts in de euthanasiepraktijk. Velen beschouwden ons toen nog als een moreel gidsland; ze waren trots op dit soort voorbeelden van zelfbeschikking en emancipatie. Onze bundel stelde dit fraaie zelfbeeld ter discussie. Dat werd ons, de auteurs, niet in dank afgenomen. Zelden ben ik zo hard aangevallen.

Zelden ook heb ik zelf zo getergd en heftig gereageerd. Ik geef één voorbeeld. Een discussie met mijn oud-collega Govert den Hartogh, hoogleraar ethiek aan de Universiteit van Amsterdam, waarvan (toen al) verslag in Trouw werd gedaan door Henk Steenhuis, liep af en toe op ruzie uit. Den Hartogh vond mijn betoog 'harteloos'. Ik zou mensen die het niet meer zagen zitten, 'dwingen tot een uitzichtloos bestaan' of 'een zelfgekozen dood voor de trein'.

Van mijn kant vond ik dit 'chantage' en ik liet mij verleiden tot een onwaardige discussie over andere vormen van zelfdoding. Als ik het mij goed herinner, liep ik boos weg zonder Den Hartogh een hand te geven.

Enkele jaren later ging Ton Vink ook de discussie met ons pamflet aan. De titel van zijn boek was tekenend: 'Als de dood voor de dood'. Zijn ondertitel was neutraal: 'Over dood, zelfdoding en hulp bij zelfdoding', vergeleken met onze boze en ongezouten ondertitel 'Over professionele hulp bij zelfmoord'.

Dat ik tegenwoordig deze laatste term niet meer in de mond zal nemen, laat al zien dat de discussie en ruzies ons verder hebben geholpen en dat ik zelf in elk geval minder zeker ben over mijn standpunt. Toch denk ik dat er nog voldoende verschillen liggen die een verder gesprek noodzakelijk maken.

Zo denk ik aan een dubbelzinnigheid in een beschouwing in Trouw (7 januari) over de film 'Amour' van Michael Haneke. Ton Vink kreeg de volgende vraag voorgelegd: is er sprake van een goede dood bij de echtgenoot die zijn verlamde vrouw (die ook nauwelijks meer praten kan) met een kussen verstikt om daarna tot zelfdoding over te gaan?

In een kader bij dit artikel lazen we dat "euthanasie in het Oudgrieks 'de goede dood' betekent". Dat klopt. De Romeinen vormden deze samenstelling van twee Griekse woorden. Maar het ging bij hen om de goede dood van de stervende zelf. Onze hedendaagse betekenis van euthanasie als een ingreep van artsen is voor het eerst zo gebruikt door Francis Bacon, in de zeventiende eeuw.

De suggestie dat de oude Griekse geneesheren dezelfde handelingen verrichtten als moderne artsen die euthanasie toepassen klopt niet. Ze gingen uit van de Eed van Hippocrates, die het de dokter verbood om iemand op verzoek een dodelijk middel te verschaffen.

Het gaat mij hier niet zozeer om de vraag of artsen zich in de loop van de geschiedenis altijd aan deze eed gehouden hebben, een probleem waarover de Nijmeegse classicus Anton van Hooff en ik elkaar in het verleden ook met venijnige stukken hebben bestookt.

Belangrijker is dat Bacon in zijn utopische programma voor een nieuwe wetenschap een uitgebreide paragraaf schrijft De Euthanasia Exteriore, over de gewenste euthanasie aan het einde van het leven. Bacons utopische voorstellingsvermogen heb ik altijd bewonderd. In zijn utopie Het Nieuwe Atlantis somt hij de wonderen op die de mensheid van de vooruitgang van de wetenschap mag verwachten. Bovenaan staan "de verlenging van het leven, het herstel van de jeugd en de vertraging van de ouderdom". Het is tekenend dat Bacon beseft dat wanneer deze idealen in een verre toekomst gerealiseerd zullen zijn, onvermijdelijk het probleem van de euthanasie zal opdoemen.

De suggestie van Bacons denken, die door de medische technologie wordt uitgedragen, is dat ons leven maakbaar is. Dit vertaalt zich tot in de levensverlenging en doorbehandeling van ernstig zieke patiënten zonder perspectief. Is het laatste stapje hiervan niet vaak, zoals ik in het verleden schreef, de maakbare dood van de euthanasie? Kun je die afzonderlijk kritisch bespreken, moeten we niet de extreme maakbaarheidsfilosofie in zijn geheel onder kritiek stellen? Hier liggen misschien nog grotere vragen en taboes dan bij de euthanasie zelf.

Marcel Levi, de directeur van het Amsterdams Medisch Centrum, stelde in een fraai interview met Margalith Kleijwegt (Trouw, 19 mei 2012) dit taboe rond het doorbehandelen aan de orde. Er bestaat niet voor elk probleem een pil of een medische ingreep. "Geef patiënten de kans de laatste fase van hun leven waardig door te komen. We moeten met patiënten bespreken dat het leven niet maakbaar is."

De genoemde kans wil Ton Vink hun nu juist geven in zijn boek 'Zelfeuthanasie'. Met deze titel wil hij terug naar de eerste betekenis van het begrip, maar die kan hij nu alleen aanduiden door het woordje 'zelf' toe te voegen. Zijn boek is indrukwekkend en verrassend. Ik heb niet zoals Vink de afgelopen jaren midden in de euthanasiediscussie gezeten, maar het werd mij duidelijk dat we zowel in de praktijk als in ons denken de afgelopen decennia verder zijn gekomen. Den Hartogh had het over de trein als zo ongeveer de enige mogelijkheid om zelf je leven te beëindigen en ik had daar weinig tegenover te stellen. Onderzoek van onder anderen Chabot leert dat deze ultieme zelfbeschikking menswaardiger plaats kan vinden. Zo is er versterving, het stoppen met eten en drinken dat de oude Romeinen al toepasten.

De notie van zelfeuthanasie neemt ook mijn grootste kritiekpunt van vroeger weg. Toen ik mijn oude artikel herlas, viel mij op dat ik mij vooral op de rol van de dokter richtte. Ik zat en zit midden in een milieu van artsen en ik wist hoe zwaar de dilemma's rond euthanasie voor hen wogen. Bij de zelfeuthanasie, zoals Vink die bespreekt, blijft de dokter, ook als hij op de hoogte is van het voornemen van zijn patiënt, op de achtergrond. De goede dood moet zelf geënsceneerd en verricht worden door degene die niet meer voort kan leven.

Natuurlijk blijven in veel gevallen waarin, deels tengevolge van de moderne medische technologie en het doorbehandelen, zelfbeschikking onmogelijk is, artsen verantwoordelijk voor de handeling van euthanasie. Vink en ik zijn het erover eens dat dit zorgvuldig binnen de context van de bestaande wetgeving plaats moet vinden en dat deze handeling achteraf getoetst dient te worden.

Waar we het oneens over blijven is de idee van maakbaarheid van leven en dood. Absolute en volledige zelfbeschikking blijft voor Vink uitgangspunt. Marianne Verkerk, hoogleraar zorgethiek in Groningen, legde in haar commentaar op 'Amour' niet de nadruk op zelfbeschikking en greep houden op de situatie, maar op loslaten en afscheid nemen. Bij het doodgaan proberen we volgens haar "grip te krijgen op iets waar geen grip op te krijgen valt".

'Let it be' zong ik vaak stil in mijzelf toen een geliefd iemand wanhopig en vergeefs tegen de dood vocht. "Als je met 20-0 achter staat, moet je niet meer dapper strijden", maar je over kunnen geven, zegt AMC-directeur Levi. Deze toon ontbreekt mijns inziens te veel in het zelfbeschikkingsbetoog van Vink, hoezeer ik het daar ook in grote lijnen mee eens ben.

Hans Achterhuis

Dr. Hans Achterhuis is emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Twente en was tot begin 2013 ´Denker des Vaderlands´. Bovenstaande tekst heeft auteur als lezing gehouden in de reeks debatten met Tegendenkers, van de Universiteit van Utrecht, deze keer met Ton Vink, wiens lezing eveneens wordt gepubliceerd op deze site. Beide lezingen werden overgenomen van Letter&Geest van Trouw van 26 januari 2013.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Euthanasie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol