Schijn van heiligheid  
Home > Thema's > Ambten > Schijn van heiligheid

Schijn van heiligheid

een boekbespreking

Zoals dat hoort, geeft de achterflap van het boek zowel scherp als ietwat barok aan wat de lezer mag verwachten: “In dit boek analyseert voormalig priester en televisiejournalist André Truyman haarscherp hoe de kerk zich sinds paus Johannes Paulus II steeds verder heeft verwijderd van haar basis door koppig de ontwikkelingen van deze tijd af te wijzen”. Betreffende analyse strekt zich uit over vijftien hoofdstukken, zij het dat de term ‘haarscherp’ mag verkort worden tot eenvoudigweg ‘scherp’. Truyman suggereert dit zelf haast, wanneer hij de voorgeschiedenis van zijn boek omschrijft als een schotschrift over paus Benedictus XVI dat hij wilde aanvangen met de woorden J’accuse (p. 13). Vermelding van dit oorspronkelijke voornemen geeft de geest aan waarvan het hele boek doordrenkt is, te weten een aanklacht tegen de hoogste kerkleiding die ondanks alles, en wellicht ook dankzij alles, niet afwijkt van de lijn om zich terug te plooien op het eigen gelijk. Het is een rode draad in het boek: onder impuls van de paus haast de kerkleiding zich in alle omstandigheden om gevolg te geven aan de vrees dat iedere tegemoetkoming aan ‘de boze wereld’ een onherstelbaar proces van contaminatie op gang zou brengen of versterken. Of met de woorden van de auteur zelf: “De rode draad door dit boek is de opvallende verwantschap tussen het intransigente pontificaat van de huidige paus en dat van zijn voorganger” (p. 223).

Lectuur van het boek leert dat de valstrik van een reductie van de kerk(leiding) tot de figuur van de paus reëel is en dus het risico op een eenzijdige weergave van de realiteit in zich draagt. Voor wie naar een lichtbak kijkt, wordt de omgeving eromheen duister, zo blijkt. Dat wil echter niet zeggen dat het boek geen interessante stof tot nadenken zou geven. Integendeel! Truyman presenteert een ontluisterende invulling van wat ‘oerconservatief’ heet te zijn, van de mechanismen die daarmee gepaard gaan en de almaar toenemende vervreemding ten aanzien van de westerse samenleving die het resultaat is. Dat Joseph Ratzinger, die in 2005 paus werd, daar een stevige hand in had, vormt de onderstroom van het hele boek. Meerdere keren noemt Truyman Ratzinger ‘grootinquisiteur’, wat verwijst naar de voorgeschiedenis van de Congregatie voor de Geloofsleer, waarvan Ratzinger bijna een kwarteeuw voorzitter was. Zijn invloed op de richting die de rooms-katholieke kerk de afgelopen decennia heeft bewandeld is enorm, wat Truyman aan de hand van verschillende invalshoeken aantoont. Gezien de actualiteit van het seksueel misbruik in het verleden door geestelijken, wijs ik hier op wat Truyman stelt over Ratzingers rol in de aanpak van deze problematiek. Ratzinger gaat hier “absoluut niet vrijuit”, maar tegelijk ziet Truyman dat Ratzinger als paus Benedictus XVI met betrekking tot deze problematiek breekt met het beleid van zijn voorganger (p.148).

Zelf ziet Truyman de koppeling van het priesterschap en het celibaat als een belangrijke oorzaak van pedofiele praktijken, waarbij hij stelt: “Het is de hogere hiërarchie, de laatste twee pausen voorop, die hier volgens mij de eerste verantwoordelijkheid dragen” (p.156). Hier fronsen velen wellicht de wenkbrauwen, terecht. De paus mag dan tegen de loskoppeling van priesterschap en celibaat zijn, het is – wat Truyman ook beweert en aanhaalt – niet de celibaatsverplichting die van celibatairen een groter gevaar maakt voor kinderen, dan wel hoe men als celibatair geestelijke – toch een vrije levenskeuze! – in het leven staat en tegenover medemensen. Lijkt Truyman zich hier niet te vergalopperen, in de lijn van zijn oorspronkelijk schotschrift, door de schuld van pedofiele praktijken al te zeer af te wentelen van de dader door de verantwoordelijkheid te leggen bij de hoogste kerkleider? Ondanks deze vraag toont Truyman, zoals ook elders in zijn boek, alvast aan dat kerkleiders al te zeer met zichzelf en het zogeheten welzijn van de kerk bezig zijn. Terecht klaagt hij dat aan, zoals kardinaal Godfried Danneels dat trouwens in december 2010 ook heeft gedaan tijdens zijn ondervraging door de Belgische Bijzondere parlementaire commissie over seksueel misbruik. Die woorden gaan alvast in tegen wat Truyman aangeeft in het ‘Aanhangsel: Schijn van heiligheid in België’, dat helemaal aan kardinaal Danneels gewijd is.

Truymans boek doet denken aan het betere werk van Hans Küng en het boek ‘De kruistocht van Benedictus’ van Alan Posener. Net zoals deze boeken leest ook Schijn van heiligheid als een trein; de auteur hanteert een vlotte taal. Toch blijft het te veel de toon van een J’accuse. Ondanks ernstige redenen daartoe doet het afbreuk aan de verdiensten van paus Johannes Paulus II, Joseph Ratzinger/Benedictus XVI. In zijn boek geeft Truyman ook inzicht in elementen van zijn eigen verwachtingen en hoop. Daarbij worden leken en vrouwen ernstig genomen, is de kerk verre van een machtskerk, is er voldoende speelruimte in de act van het persoonlijk geloven en is er respect van eenieder voor iedereen.

André Truyman, Schijn van heiligheid: Benedictus XVI en Johannes Paulus II, Leuven – Den Haag: Acco, 2010.

Jürgen Mettepenningen

Dr. Jürgen Mettepenningen is postdoctoraal onderzoeker van de Faculteit van Godgeleerdheid aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij was korte tijd in 2010 woordvoerder van de aartsbisschop van Mechelen en van de bisschoppenconferentie van België.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Ambten" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol